16 S
Zwavel 

 

Voorkomen
Naam
Wingebieden
Ontdekking
Bereiding vroeger
Bereiding nu
Toepassingen en toelichting
Verdere toepassingen

 

 

VOORKOMEN

3,5.10-2 % van de aardkost (tot 16 km diepte) bestaat uit zwavel; het is het 16e ele­ment in rangorde van voor­ko­men.

Men treft het als niet-ontleedbare stof aan in oude vulkaan­afzet­tin­gen en in zoutkoepels. Als verbin­ding vindt men het hoofdzakelijk in gipsafzet­tin­gen (CaSO4) en in sulfaathoudende mineralen, als:

anglesiet                        PbSO4

bariet                             BaSO4

chalcanthiet                   CuSO4.5H2O

epsomiet                        MgSO4.7H2O                  

kieseriet                         MgSO4.H2

mirabiliet                         Na2SO4.10H2       

 

in sulfidehoudende mineralen, als:

 

argentiet of zilver­glans           Ag2S

bismutiniet of bismutglans       Bi2S3                           

chalcosien of koperglans         Cu2S

cinnaber                              HgS

covellien                              CuS

galena, loodglans of loodspies  PbS

milleriet                               NiS

pyriet                                  FeS2

sfaleriet of zinkblende             (Zn,Fe)S 

tungsteniet                           WS2  

 

als organi­sche zwavel­verbin­dingen (bijv. in aardolie en amino­zuren) en als zwavelwa­terstof (o.m. in aardgas en vulkanische gassen). 

WINGEBIEDEN

De belangrijkste wingebieden liggen in Canada (Alberta), Polen, China, Italië (Sicilië), de Verenigde Staten van Amerika (Louisiana en Texas), Mexico, Oekraïne, Rusland, Turkmenistan, Oezbekistan, Afghanistan, Irak, Peru, Bolivia, Japan, de Filippijnen, de Kourillen, Kamchatka, Chili, Duitsland en Frankrijk. 

In veel gevallen wordt elemen­tair zwavel gewonnen, maar ook via verbin­dingen uit vul­kaanafzettingen en uit gas (bijv. Canada, Duitsland, Frankrijk) of olie (bijv. Verenigde Staten, Japan, Nederland) wordt zwavel verkregen. 

De voor de zwavelzuurbereiding belangrijke zwaveldioxi­de wordt tevens op vrij grote schaal verkregen bij het roosten van zwavelhoudende ertsen.

NAAM

Over de herkomst van de naam bestaan verschillende theo­rieën. Zo zouden zwavel en (het Latijnse) sulfur (sulphurium: “de steen die brandt”) van het­zelfde woord afstammen, evenals ons woord suf. 'Suf' zou wijzen op de bedwel­mende werking van zwaveldampen. In het Sanskriet is de naam voor zwavel: shulbari (wat ‘vijand van koper’ betekent), in het Oudsak­sisch: sweval of swebal.

ONTDEKKING

Zwavel en koolstof zijn de enige niet-metalen die reeds lang voor onze jaartel­ling bekend waren. Zwavel werd reeds in de Oudheid als geneesmiddel gebruikt. Homerus vermeldt het gebruik van zwavel als ontsmettingsmiddel; de Romeinen gebruikten het als dermatologisch geneesmiddel. 

J.-L. Gay-Lussac was de eerste die het als element beschouwde.

BEREIDING VROEGER

Vroeger werd elementaire zwavel afgegraven. Zo nodig werd het gezuiverd door enkele malen om te smelten. Later werd zwavel ook gedestilleerd.

BEREIDING NU

Zwavel wordt op verschillende manieren gewonnen: 

–      Zwavel dat zich in diepere aardlagen bevindt (meestal 20 - 40 % S) wordt gewonnen via het Frasch-proces. Hierbij wordt een schacht geboord, waarin een systeem van drie concen­trische pijpen wordt aangebracht. Eerst wordt oververhit water (165 °C) in de betreffende aardlaag ge­bracht, waardoor het aanwezige zwavel smelt (smeltpunt 119 °C) en naar het diepste punt bij de pijp vloeit. Via perslucht in een andere pijp wordt het omhoog gebracht. De verkre­gen zwavel is vrij zuiver (99,5 - 99,9 %) en bevat geen Se en Te. Op deze wijze kan zwavel worden gewonnen in een gebied van ca. 0,5 ha rond de schacht. De opbrengst van een derge­lijke systeem bedraagt ongeveer 2,5.106  ton per jaar. De verkregen zwavel wordt meestal in vloeibare vorm ge­transporteerd (per pijpleiding, trein of schip). 

–      Bij de ontzwaveling van (aard)olie worden in de moderne raffinaderijen grote hoeveelheden zwavel verkregen. De aanwezige zwavel wordt eerst omgezet in waterstofsulfide, dat vervolgend wordt gereduceerd:

      2 H2S  +  3 O2     →  2 SO+ 2 H2O

      4 H2S  +  2 SO2    →   6 S  + 4 H2O  

–      Via dagbouw en uit sulfiden en sulfaten wordt zwavel gewonnen. Het aandeel van deze methoden daalt sterk. De wereldproductie bedraagt ongeveer 55.106 ton per jaar. 

TOEPASSINGEN EN TOELICHTING

Vuurwerk

Vanwege de sterk reducerende eigenschappen is zwavel samen met een sterk oxida­tiemid­del zeer brandbaar of explo­sief. In vuurwerk wordt veel gebruik gemaakt van buskruit. Dit is een mengsel van zwavel, koolstof en kaliumnitraat (2:3:15). Reeds enkele eeuwen voor onze jaartelling werd in China de samen­stelling van buskruit be­schre­ven. Het kruit werd gebruikt voor diverse soorten vuur­werk.

Bij het vuurwerk wordt uitgegaan van een explosief meng­sel, sas genoemd. Hierbij wordt een sterke oxidator, meestal kaliumnitraat (KNO3), maar ook wel kaliumchlo­raat (KClO3) of - bij speciale soorten vuurwerk - picrine­zuur gebruikt. Om helder witte of goudkleurige sterren te krijgen worden metaal­poeders (alumini­um of magnesium resp. ijzer) toegevoegd. Voor het verkrijgen van kleuren worden allerlei zouten gebruikt, zoals: 

blauw: CuCl2.NH4Cl 

rood/roze: SrCO3, Sr(NO3)2 

geel: Ba(NO3)2/Na2C2Oen natriumzouten

groen: BaCO3, Ba(NO3) 

oranjerood: CaSO4

 

Afhankelijk van het soort sas (drijfsas, knalsas, kleursas, enz.) wordt de hoeveel­heid zwavel wat aangepast. 

Bij het ontsteken van het vuurwerk wordt zeer veel gas gevormd. Dit gas zorgt bij vuurpijlen e.d. voor de voort­stuwing. In het zogenoemde fluitsas, dat onder meer in luchthuilers wordt toegepast, wordt meestal geen zwavel verwerkt.

Voor lonten wordt veelal een pap van buskruit en dextrine of Arabische gom gebruikt. 

 

Batterij

In de natrium-zwavelbatterij wordt gebruik gemaakt van zwavel. Deze batterij werkt bij hoge temperatuur (>300 °C). De vereenvoudig­de reactieverge­lijking voor het proces tijdens de stroomlevering is:

 

2 Na(l) + y S8(l) →  Na2Sx(s)  (waarin x = 2,4,5) 

 

bij een temperatuur van 300 à  400 °C. De geleverde spanning is 2,08 V. Dit type batterij levert vijfmaal zoveel energie per kg. als een loodaccu. De batterij is oplaad­baar, maar het opladen duurt lang (15 - 20 uur).

De cellen worden veelal tot een grote batterij gevormd: 20 modules van ieder 49 cellen. De spanning is dan 200 V en de capaciteit bedraagt  50 kWh. Deze batterij verkeert nog in een experimenteel stadium, waarbij de stroomlevering voor de aandrijving van de elektrische auto als een mogelijke toepassing wordt gezien.

 

Zwavelzuur

Het overgrote deel van alle geproduceerde zwavel, meer dan 80 %, wordt gebruikt voor de bereiding van zwavel­zuur (H2SO4). De bereiding gaat volgens het zogenoemde contact­proces. Vanadiumpentaoxide op kiezelzuur dient hierbij als katalysator. De oxidatie kan plaatsvinden in verschillende lagen katalysator, waardoor een zeer hoog rendement (99,6 %) wordt verkregen en de uitstoot van zwaveldioxide sterk wordt teruggedrongen.

In de eerste stap wordt zwavel of een zwavelhoudende ver­binding verbrand:

 

             2 S   +  2 O2         →    2 SO2  

 

Vervolgens wordt de verkregen zwaveldioxide omgezet bij 500 °C: 

 

            2 SO2       + 2 V2O5       →   2 SO3  +  2 V2O4

            2 V2O4       +     O2       →   2 V2O5  

 

totaalreactie:      2 SO2       +     O2       →   2 SO3  

 

Het gevormde zwaveltrioxide wordt vervolgens opgelost in zwavelzuur. Hierbij ontstaat rokend zwavelzuur, dat na mengen met water geconcentreerd zwavelzuur oplevert:

                           SO3 + H2O → H2SO4

De wereldproductie bedraagt ongeveer 150.106 ton per jaar. Zwavelzuur wordt vooral toegepast bij de productie van kunstmest, de bereiding van titaandioxide en bij de bereiding van een aantal zuren, zoals salpeterzuur, fosforzuur, waterstofchloride en boorzuur.

 

Vulkaniseren rubber 

Natuurlijke rubber is oorspronkelijk afkomstig uit Midden- en Zuid-Amerika. Het wordt als sap afgetapt van de Hhévéboom (Hevea). Bij drogen van het sap ontstaat latex. Deze natuur­lijke latex is echter nauwelijks bruik­baar. In 1839 ontdekte Ch. Goodyear dat bij het verwar­men van natuurlijke rubber met zwavel een stof ontstaat die veel betere eigen­schappen bezit. Dit proces wordt vulkaniseren ge­noemd. Bij dit proces worden de in de latex aanwezige cis-isopreenketens via zwavelbrug­gen met elkaar verbon­den, waarbij een ruimte­lijk netwerk ont­staat:

 

  ....CH2- C(CH3)=CH-CH2 ....                 ....CH2- C(­CH3)-CH-CH2 ....

                                                                        |           |

                                           + S8  →              Sx         Sx

                                                                        |          |

  ....CH2- C(CH3)=CH-CH2 ....                 ....CH- C­(CH3)-CH-CH2 ....

 

Het gevulkaniseerde rubber is veel sterker een heeft goede elastische eigen­schappen. Het bevat, afhankelijk van de beoogde toepassingen, ca. 1 - 5 % zwavel. Rubber met een hoger zwavelpercentage is hard.

 

Tegenwoordig wordt voornamelijk synthetische rubber gebruikt. Door de sterke groei van de automobielindustrie in de dertiger jaren en door de tweede wereldoorlog werd de behoefte aan rubber zo groot dat de beschikbare  na­tuurlijke rubber ontoereikend was. Men is daarom in die periode op grote schaal synthetische rubber gaan vervaar­digen. Hiervoor wordt geen cis-isopreen gebruikt, maar bijvoorbeeld een copolymeer van styreen en buta­dieen (de synthe­ti­sch rubber wordt in dit geval SBR genoemd). Hiervan worden eerst lange ketens gemaakt en vervolgens worden deze ketens via het vulkanisatieproces verbon­den tot een ruim­telijk elastisch netwerk:

 

  .....- CH(C6H5) - CH2 - CH2 - CH = CH - CH2 .....

 

                                                                              + Sx   →

 

  .....- CH(C6H5) - CH2 - CH2 - CH = CH - CH2 .....

 

 

 

  .....- CH(C6H5) - CH2 - CH – CH2 - CH - CH2 .....

                               |          |

                          Sx            Sx            

                               |          |

  .....- CH(C6H5) - CH2 - CH – CH2- CH - CH2 .....

 

Conserveringsmiddel

Zwaveldioxide en de natrium-, kalium- en calciumzouten van sulfiet en waterstofsulfiet (of disulfiet) worden gebruikt als bacteriedodend middel. Zwaveldioxide wordt onder meer gebruikt voor het conserveren van voer in silo’s en voor krenten en rozijnen. Sulfieten worden gebruikt in levensmiddelen en wijn. De aanduiding voor sulfieten op het etiket van voedingswaren is E-220 t/m E-227.

 

Haarverzorging 

Haar bestaat, net als wol, voornamelijk uit het eiwit kera­tine. De keratineketens zijn als een spiraal opgerold en worden onder meer door waterstofbruggen en - veel ster­kere - zwa­velbruggen bijeengehouden. Bij het permanen­ten worden de zwavelbruggen eerst verbroken en vervol­gens - als het haar met krullers in de gewenste vorm is gebracht - weer hersteld. 

De zwavelbruggen worden met een permanentvloeistof ver­broken. Deze vloei­stof bevat een reductor, bijvoorbeeld een basische oplossing met thioglycol­zuur (CH2S­H-C­OOH), die de zwavelbruggen verbreekt:

 

xxxxx-S....S-xxxxx + 2 CH2SH-COOH → 2 xxxxx-SH  + HOOC-CH2S-SCH2-COOH .

 

Het wassen met een basische shampoo bevordert ook het verbreken van de zwavelbruggen. Slechts een deel (20 - 30 %) van de zwavelbruggen moet worden verbro­ken. Dit wordt afhankelijk van soort haar, soort vloeistof, enz. bepaald aan de hand van de inwerkingstijd van de perma­nentvloeistof. Ver­volgens worden de zwavelbruggen met een fixeervloeistof hersteld. Deze vloeistof bevat een oxidator, bijvoorbeeld waterstofperoxide of kaliumbro­maat, die de SH-bindingen weer oxideert tot een zwavel­brug:

 

         2 xxxxx-SH  →  xxxxxS....S-xxxxx 

 

De inwerktijd van deze vloeistof is een maat voor het herstel van de bruggen. Bij te lang inwerken is er kans dat de oxida­tor het haar gaat bleken. De fixeervloeistof bevat ook zuur, waardoor de base van de permanentvloeistof wordt geneutra­liseerd. De zwavelbruggen zijn redelijk bestand tegen inwer­ken van water. Daardoor blijft het kruleffect langere tijd in stand. 

Dit in tegenstelling tot herkrullen via 'wassen en watergol­ven', waarbij de kruleffecten tot stand komen door verbre­ken/vormen van waterstofbruggen.

Volgende pagina